De Volkskrant over Dans, Panfilo, dans

Debutant Kyrian Esser toont zich in ‘Dans, Panfilo, dans’ een avontuurlijk schrijver, die de belofte weet in te lossen ★★★★☆

Bo van Houwelingen 6 april 2023, 16:17

Wie als kind wegliep van huis kon dat niet zonder een essentieel attribuut: de knapzak. Een geruite theedoek die door je vader of moeder eerst met lekkers gevuld moest worden en daarna aan een stok geknoopt. Met het ding nonchalant over je schouder kon je de wijde wereld in trekken en je een ouderwetse landloper wanen. Een lanterfanter met een strohalm tussen zijn tanden, het type dat je ook in de romantische literatuur treft, denk aan Groene Heinrich, de jonge Werther en de flierefluiterige Goldmund.

We kunnen een nieuwe naam aan dat rijtje toevoegen: Tobias, een op drift geraakte weesjongen, een tobbende twintiger, een ‘onsuccesvolle slaapkamerliterator’ maar bovenal held van Dans Panfilo dans, het debuut van Kyrian Esser (1992). De roman wordt omschreven als ‘een Walseriaans portret van de ontluikende liefde tussen twee jongens’ – daar kom ik nog op terug.

Eerst over Esser, die niet alleen schrijft maar ook acteur is, en muzikant en kroegbaas. Dat verklaart de structuur van het boek (opgebouwd in drie akten en een naspel), de muzikale wenken en het kroeglopen van de personages. Het is een vólle roman, waarin uitbundige beschrijvingen, literaire verwijzingen (naar Herman Hesse, Virginia Woolf, Victor Hugo – om er maar een paar te noemen) en verheven gevoelens weelderig in elkaar krullen. Waarin de alwetende verteller de verhalen van Tobias en de jongen op wie hij verliefd is, Wouter, in elkaar laat overvloeien en ook zichzelf vermengt in het verhaal, soms als een ‘ik’, soms als een ‘wij’, soms als een stem gericht aan de lezer om bepaalde literaire keuzes uit te leggen of gewoon om een beetje te ouwehoeren (‘Even een vraag tussendoor’). Precies zoals ook Robert Walser (een van de grootste Duitstalige schrijvers van de 20ste eeuw) dat doet in De rover, niet toevallig de roman waarmee Tobias en Wouter rondlopen.

Door en door romantisch

‘Het meest romantisch is uiteindelijk toch het hart, en elk gevoelig mens draagt in zich oude steden omsloten door oude muren’, schreef Walser ooit, en het had een motto van Dans, Panfilo, dans kunnen zijn, want de roman ademt romantiek, met die Tobias en zijn overlopende hart, zijn gewonde ziel onder zijn arm, slenterend in een hedendaags maar ouderwets aandoend Parijs en Hamburg, waar een knapzak (Tobias heeft er dus een!) geen anachronie is. De tekst is zo van een nostalgisch gevoel doordesemd dat als Esser bijvoorbeeld een trein beschrijft – ‘De witte streep op de locomotief snijdt door de invallende duisternis en het licht in de wagons werpt zijn warme schijnsel op de spijlen van de brug’ – je als vanzelf een stoomtrein voor je ziet, ook al is daar geen sprake van.

Afgebeelde schilderijen, beschrijvingen van videokunstwerken, passages uit werk van Herman Hesse en André Chenier, en dan nog al die literaire verwijzingen, die krullende zinnen, de soms verwarrende perspectiefwisselingen – voorstelbaar dat het sommige lezers afschrikt. Deze roman is niet voor iedereen. Is dat erg? Natuurlijk niet. Ik zou zelfs willen stellen dat het de kracht is van Dans, Panfilo, dans, dat het méér vraagt van de lezer, en daarom experimenteler maar ook rijker en indringender is dan een boek dat volstrekt begrijpelijk moet zijn.

De taal van het hart

En toch… al die intellectuele referenties aan de kunsten zijn mooi en aardig, maar uiteindelijk gaat het in Dans, Panfilo, dans over de liefde. De aarzelende, half ontluikende liefde tussen Tobias en Wouter, die elkaar ontmoeten tijdens een hete zomer aan zee (waar anders?). ‘En we hebben maar een handjevol woorden gewisseld en allemaal waren het domme woorden. En één keer gaf hij me vuur. En twee keer zat ik naast hem en raakten onze knieën elkaar. En één keer vouwde hij mijn kraag recht en voelde ik zijn adem. En één keer gaf hij mij een hand om op de boot te stappen en hield hij hem nog even vast. Een fractie van een seconde. Het was voer voor duizend nachten.’ Je hoeft geen Walser of wie dan ook te hebben gelezen om dit te begrijpen – dit is de taal van het hart.

Esser toont zich met zijn debuut een avontuurlijk schrijver, iemand die niet terug hoeft te deinzen voor een beetje pretentie omdat hij de belofte weet in te lossen; Dans, Panfilo, dans is als de goed gevulde knapzak waarmee je de literaire wereld in kunt trekken.

Klik hier voor het artikel in De Volkskrant